Oefeningen syntaxis

1. Welke volgorde is correct?

a) Ik geloof dat hij dat gedaan heeft.
b) Ik geloof dat hij dat heeft gedaan.

Zoek het op in de ANS ('de volgorde binnen de werkwoordelijke eindgroep'). Welke factoren beïnvloeden de keuze tussen a) en b) volgens de ANS?

2. Waarom komt de meervoudige persoonsvorm zijn in 'Het/dat/dit zijn mijn boeken' niet overeen met het enkelvoudige onderwerp het/dat/dit? Lees in de ANS over congruentie en het advies dat gegeven wordt in 'Onze taal'.

3. De zin De vrouw bekeek de man met de verrekijker is ambigu. Vergelijk de twee boomstructuren a) en b) in Neijt (1994), p 214.

In welke versie is het de vrouw die de verrekijker heeft? (a);(b)